Het duurde geen tien jaar meer eer Jacob van Duvenvoorde het plan samen met een aantal medestanders opnieuw opvatte. Van de groep bedijkers was de heer van Obdam en Hensbroek ongetwijfeld de voornaamste. Naar verhouding was zijn aandeel in de onderneming ook veel groter dan dat van de anderen. Wat betreft de verlening van het octrooi zat hij dicht bij liet vuur, omdat hij namens de Ridderschap zitting had in de Staten van holland en West-friesland. Deze verleenden het octrooi op 8 november l607 onder voorwaarde dat de Wogmeer binnen drie jaar droog moest zijn. Vrij spoedig werd een aantal zaken geregeld. Op 13 december 1607 sloot Jacob van Duvenvoorde namens de bediikers een overeenkomst met de stad Hoorn. Hoorn had met de drooglegging te maken omdat Berkhout, waarvan een gedeelte aan de Wogmeer lag, behoorde tot het rechtsgebied van Hoorn, evenals trouwens een gedeelte van Spierdijk. De overeenkomst regelde onder andere de hoogte en breedte van de ringdijk, diepte en breedte van de ringsloot, alsmede de aanleg van wegen, sloten, bruggen en overtomen. Bovendien werden maatregelen afgesproken om te voorkomen dat de Berkhout en Spierdijker onderdanen van Hoorn door de noodzakelijke afsluiting van de Wogmeer problemen zouden krijgen met hun afwatering. zoon twee weken later, op zaterdag 29 december, kwamen de bedijkers bijeen om het bestek voor de drooglegging te ondertekenen. Het was een grotendeels hooggeboren gezelschap van jonkheren en vrouwen, enkele hoge funktionarisen en ook een tweetal Obdamrmers: Cornels jansz (die tot penningmeester van de bedïjkers werd gekozen) en Jan Jansz Broertjes, zo waren nog voor het einde van 1607 enkele belangrijke stappen gezet. Er kon nu spoedig worden begonnen met de eerste werkzaamheden. In verband daarmee verkregen de bediikers in het voorjaar van 1608 enkele belangrijke vergunningen. Op 5 april gaf de Rekenkamer van Holland toestemming tot het halen van klei en modder uit het Ursemmer gedeelte van de Wogmeer om daarmee de op het meer uitkomende sloten en vaarten van Ursem af te dammen“. En op 15 april bepaalde de Staten van holland en west-Friesland dat de bedijkers voor de bedijkings- en afdamingswerken zonodig rondom de wogmeer gelegen oude landen mochten gebruiken"". In het octrooi was deze bepaling, die neerkwam op een recht tot onteigening, nog niet opgenomen. Maar het bleek al snel dat het moeilijk was om de eigenaars van de benodigde oude landen tot verkoop te bewegen De Staten besloten om de bedijkers op dit punt te helpen, waarna het licht op groen stond om over te gaan tot de afdamrning van de Wogmeer. Na de voltooiing van deze werkzaamheden ontstond een reusachtige badkuip
Maak jouw eigen website met JouwWeb